woensdag 10 maart 2010

Behandelingsmothoden: Bobath concept of NDT concept

Het ontstaan van het concept

NDT staat voor ‘neuro development treatment’ . De neuro staat voor de betrekking op het zenuwstelsel, development staat voor de betrekking op de ontwikkeling en traetment voor behandeling.

Het concept ontstond sedert 1943 door Dr. Karel Bobath en zijn echtgenote Bertha Bobath. Bertha Bobath was een fysiotherapeute, ze was werkzaam met Cerebraal Palsy (CP) kinderen. Ze hebben sedert 1951 andere therapeuten vanuit verschillende landen opgeleid om de methodiek verder te onderrichten. Na het overlijden van K. en B. Bobath (1991) gaan andere therapeuten voort op het verder actualiseren van de praktijk van het Bobath concept, het verder onderzoeken van het concept en zich verruimen van kennis omtrent het concept. Naamgeving van het concept werd rond 1970 bepaald door de Bobath’s: Het NDT concept, een concept dat open staat voor ontwikkeling en uitbreiding.

Doel

De behandeling baseert zich op het feit dat spasticiteit of verhoogde spiertonus geen onomkeerbaar fenomeen is, maar beïnvloedbaar is.

De basishouding van het Bobath concept houdt verschillende aspecten in:

· Een revalidatie gericht op compensatie door de gezonde lichaamshelft is onvolledig en ontoereikend

· Vele patiënten hebben de mogelijkheid om bij de revalidatie te richten op de aangetaste lichaamshelft om via een deskundige aanpak en volharding te komen tot een quasi normaal bewegingspatroon van de aangetaste zijde

· De mate van spasticiteit en sensorische stoornissen bepalen de graad van motorisch herstel

Het doel van het concept is het voorkomen van de abnormale houdings- en bewegingspatronen. Een normale tonus is de voorwaarde voor een normale motoriek, het doel van de therapie is dan ook het uitlokken van deze patronen.

Algemene technieken

1. Inhiberen: men maakt gebruik van reflex inhiberende patronen (RIP) om de spasticiteit te remmen, verlagen tot een normale tonus. RIP zijn meestal tegengesteld een de typische en abnormale patronen van de patiënt. De uitvoering bestaat uit het continu positioneren van de patiënt.

2. Stimuleren: men maakt gebruik van stimulatietechnieken zoals steun nemen, placing en holding, tapping om de hypotonie te verhogen naar een normale tonus. De uitvoering wordt aan de hand van sensorische prikkels tot stand gebracht.

3. Faciliteren: door gebruik van facilitatie- technieken kan men het mogelijk en gemakkelijk maken van automatische en willekeurige motoriek op basis van een normale tonus. Bij de uitvoering moet men de vicieuze cirkel doorbreken van abnormale bewegingsspatronen.

4. Keypoints: sleutelpunten of delen van het lichaam van waaruit men kan faciliteren en/of inhiberen om de activiteit van de patiënt te begeleiden in normale patronen.

Algemene aspecten van het concept (niet de methode)

Iedere patiënt is uniek

Er zijn verschillende persoonlijke factoren van de patiënt uit die invloed kunnen hebben op de behandeling. Vb. leeftijd; beroep; lichaamsbouw; angst; ect. Maar ook de aanwezigheid van andere stoornissen kunnen de behandeling beïnvloeden.

De behandeling is anderzijds ook afhankelijk van de lokalisatie van het letsel.

Het is dus een gegeven dat de revalidatie individueel is aangepast en dat de patiënt centraal staat bij de behandeling.

Normale motoriek als uitgangspunt

Er zijn verschillende aspecten nodig om een normale motoriek te bereiken.

1. De normale tonus, een tonus die aanpasbaar is. De tonus zal enerzijds hoog genoeg moeten zijn om tegen de zwaartekracht in te kunnen bewegen maar anderzijds laag genoeg om vloeiende en fijn gecoördineerde bewegingen uit te voeren.

2. Een normale reciproke innervatie, zorgt voor een samenwerking van de antagonistische spiergroepen. Er is een gecoördineerde interactie tussen agonisten en antagonisten welke op het juiste moment een doelgerichte activiteit mogelijk maken. De reciproke innervatie zorgt ook voor het automatische tonusaanpassingen bij houdingsveranderingen.

3. Automatische reacties of bewegingspatronen, hieronder verstaat men oprichtreacties; evenwichtreacties; steun- en beschermreacties.

Bvb. je zit op tafel, benen ontspannend en afhangend. Men heft je linker arm 90° naast je lichaam als men dan verder weg van je lichaam reikt. Zal men een evenwichtsreactie zien aan de andere zijde, om te voorkomen dat men valt.

4. Normale sensoriek, is essentieel voor motoriek (motoriek is ook essentieel voor sensoriek). Er is een continu samenwerking dat zorgt voor een voortdurende controle en bijsturing van de bewegingen.

Functietraining, functionele training en functionaliteittraining

Bij het behandelen vanuit het bobath concept combineert men de drie trainingsoorten.

Functietraining vindt plaats op het niveau van de stoornis.

Bvb. Mobiliteitstraining, krachttraining, tonusregulatie, coördinatietraining, etc.

Functionele training vindt men terug op het niveau van de activiteit.

Bvb . Stappen, water naar mond brengen, etc.

Functionaliteittraining is trainen op niveau van participatie, een activiteit in een context brengen dat belangrijk is voor het normaal functioneren van de patiënt.

Bvb. Water naar de mond brengen in oefen bij het ochtendtoilet (tandenpoetsen).

Multidisciplinaire werking

Een behandeling vanuit het Bobath concept vraagt een goede samenwerking van verschillende disciplines. Deze disciplines vormen samen een multidisciplinair team.

Volgende disciplines zijn aanwezig in het team: ergotherapeut; kinesitherapeut; artsen; verpleegkundige; logopedie; sociale werkster en familie (partner).

De behandeling vindt 24u per dag plaats en vraagt een optimale overleg tussen de verschillende disciplines.

Bobath- therapie en cerebral palsy

Basisconcept houdt in om in eerste instantie te steven naar het normaliseren van de tonus om een beter posturaal mechanisme uit te lokken. Het kind kan hierdoor het sensori- motorisch “normale” ervaren en meer harmonieuze en aangepaste bewegingspatronen leren kennen. Het herhalen van deze ervaring biedt het kind de mogelijkheid om een betere controle te ontwikkelen over de bewegingen en houding. Meer controle zorgt ervoor dat de mogelijkheid tot interactie met de omgeving bevordert wordt.

Bij elk onderdeel van de behandeling (inhiberen, stimuleren en faciliteren) is het belangrijk dat het kind actief betrokken is.

Er is een grote verscheidenheid bij kinderen met CP, zij hebben dan ook specifieke en individuele therapeutische noden. Als therapeut moet men de sensori- motorische mogelijkheden en beperkingen van het kind vaststellen. Ook de manier waarop het kind zijn houdingen en bewegingen organiseert is belangrijk bij het opstellen van een behandeling specifiek voor een bepaald kind, ook de kwaliteit van de houdingen en bewegingen.

Kinderen met een CP problematiek hebben nood aan psychomotorische ervaringen, deze zijn belangrijk voor hun algemene ontwikkeling. Kinderen met CP zullen moeten begeleid worden om psychomotorische ervaringen op te doen.

Het niet behandelen van de pathologie kan de gevolgen versterken, zoals het ontwikkelen van orthopedische misvormingen.

Het is van groot belang dat doelstellingen van de behandeling gekaderd zijn in de eigen leefwereld van het kind. Op elke leeftijd heeft men naast het werken aan de motoriek, de leidraad van het Bobath concept, doelstelling specifiek naar het kind toe. Bij een baby zal de manier van aankleden, verversen, voeden centraal staan. Bij de leeftijd van de kleuter klas is er aandacht voor de juiste zithouding in de klas, zoeken naar manier om zich aangepast te verplaatsen. De aandacht zal verschuiven naar activiteiten die belangrijk zijn voor her kind en zijn leeftijd.

Naast de individuele therapiesessies is het belangrijk de ouders te begeleiden naar een optimale aan pak van hun kind buiten de therapiesessies. Men zoekt samen met de ouders naar mogelijke aanpassingen om te spelen, aangepast aan de interesse van het kind.

Therapeuten gaan de ouders advies geven over de beste manier om hun kind te dragen, te positioneren, te helpen bewegen in activiteiten die dagelijks plaats vinden, zoals eten, speelgoed hanteren, etc.

Er is een intense samenwerking vereist tussen de verschillende personen rondom het kind om een optimale behandeling te bekomen.

Het kind wordt in mate van het mogelijke gestimuleerd om aan zoveel mogelijk activiteiten deel te nemen. Om zijn autonomie te ontwikkelen, zal het kind zijn mogelijkheden moeten gebruiken om actieve beheerder te zijn van wat rond hem gebeurt. Dit door het vermijden van de abnormale bewegingspatronen eigen aan de pathologie. Men zal echter compromissen nodig hebben om een juist evenwicht te hanteren tussen de correct uitvoering en functionaliteit.

Interventie die geleid worden door de ergotherapeut hebben als werkterrein de perceptie en de manipulatie, de activiteiten van het dagelijks leven (ADL- activiteiten), hulpmiddelen in verband met hun autonomie. Helpen/ adviseren de ouders bij een zoektocht naar aangepast speelgoed of andere aanpassingen om de kwaliteit te verbeteren van het leven van het kind.

Bronnen

Steyaert G.(2008),Evidence based plannen in de fysieke revalidatie: ontwikkelingsneurologische behandeling. Gent: Artevelde Hogeschool.

Rooms L.(2008),Evidence based plannen als behandelaar: De ontwikkelingsneurologische benadering van de NAH- patiënt (ppt). Gent: Artevelde Hogeschool.

Belgische Bobath vereniging(2007), Hersenverlamming en Bobath- therapie. www.bobath.be ,geraadpleegd op 14-05-2009.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten